Stageovereenkomst van BBL-leerling is in feite een arbeidsovereenkomst
Een werkgever die met een BBL-leerling naast de praktijkovereenkomst een stageovereenkomst had gesloten en deze tussentijds beëindigde, moest aan de leerling een schadevergoeding betalen omdat de stageovereenkomst een arbeidsovereenkomst was en omdat de opzegging niet voldeed aan de eisen die de wet stelt aan de opzegging van een arbeidsovereenkomst.
In het kader van een driejarige opleiding tot tandartsassistente via de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) is een studente gaan werken bij een tandartspraktijk. De tandartspraktijk is een erkend leerbedrijf. Tussen de onderwijsinstelling, de tandartsenpraktijk en de studente wordt daarbij een praktijkovereenkomst gesloten. Deze loopt van 1 augustus 2018 tot en met 31 juli 2021. Naast de praktijkovereenkomst sluit de tandartspraktijk met de studente een stageovereenkomst die eveneens op 31 juli 2021 eindigt. Op grond van die stageovereenkomst heeft de studente recht op een salaris van € 1.594,20 voor 38 uur per week. Ook na 31 juli 2021 verricht de studente nog werkzaamheden omdat zij haar studie nog niet heeft afgerond, maar op 31 augustus 2021 meldt zij zich ziek. Bij brief van 1 november 2021 deelt de tandartspraktijk mede dat de stageovereenkomst op 1 november 2021 eindigt en dat geen arbeidsovereenkomst met haar zal worden aangegaan. De studente stopt in november 2021 met haar studie. Op 16 november 2021 wordt de uitschrijving vervolgens definitief gemaakt.
De studente is het niet met de opzegging van de overeenkomst eens. Volgens haar is sprake van een arbeidsovereenkomst die door de tandartspraktijk niet rechtsgeldig is opgezegd. Ook heeft de tandartspraktijk volgens haar niet voldaan aan de re-integratieverplichting door de ziekmelding niet in behandeling te nemen. De tandartspraktijk verweert zich daartegen door te stellen dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is, omdat geen productieve arbeid werd verricht en steeds onder toezicht en instructie van de tandarts werd gewerkt.
De kantonrechter is van mening dat wel sprake is van een arbeidsovereenkomst. De begeleiding door de tandarts en het feit dat nog sprake was van een leersituatie hangt volgens de kantonrechter samen met de BBL-opleiding van de studente. Volgens de kantonrechter is niet gebleken dat de werkzaamheden van de studente in overwegende mate in het teken stonden van het opdoen van kennis en dat die werkzaamheden in het belang van de opleiding waren. De studente verrichtte zelfstandig baliewerkzaamheden, deed bestellingen, maakte afspraken, opende en sloot de praktijk en verrichtte schoonmaakwerkzaamheden. De tandartspraktijk stelt wel dat daarop controle werd uitgeoefend, maar de kantonrechter vindt dat niet duidelijk is waaruit die controle bestond. Uit Whatsappberichten die door de studente zijn overgelegd blijkt daarentegen volgens de kantonrechter dat voor de dagelijkse werkzaamheden op de studente werd gerekend en dat zij als vervanging diende als andere assistenten afwezig waren. Er was sprake van reële arbeid waarvan de tandartspraktijk heeft geprofiteerd. Dat de studente nog niet gekwalificeerd was voor alle handelingen die de andere assistenten verrichtten, doet daaraan niet af.
Uit dit standpunt leidt de kantonrechter het volgende af:
• De arbeidsovereenkomst wordt, bij gebreke van rechtsgeldige aanzegging omtrent het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst na de overeengekomen duur, geacht te zijn verlengd voor de duur van een jaar (in de wet staat namelijk: met de oorspronkelijk overeengekomen duur maar maximaal een jaar).
• Omdat (anders dan gebruikelijk) geen ontbindende voorwaarde is overeengekomen voor het geval van het eindigen van de opleiding en het daardoor eindigen van de praktijkovereenkomst en omdat ook de mogelijkheid van tussentijdse opzegging niet bedongen was, is de overeenkomst in strijd met de wet opgezegd.
• De studente heeft daardoor recht op de transitievergoeding en op een gefixeerde schadevergoeding gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben als deze van rechtswege zou zijn geëindigd, derhalve tot en met 31 juli 2022.
• Door de opzegging van de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van een opzegtermijn en zonder toestemming van de werkneemster, het UWV of de kantonrechter, is ook een billijke vergoeding verschuldigd, maar die wordt niet toegewezen omdat eventuele schade van de studente reeds voldoende is gecompenseerd door de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter wijst er daarbij op dat sprake was van een “leerarbeidsovereenkomst” die voor bepaalde duur zou zijn en die normaliter zou eindigen bij het einde van de opleiding.