Wanneer heeft een parttimer recht op overwerktoeslag?

Er is sprake van verboden onderscheid tussen fulltimers en parttimers als het aantal uren dat gewerkt moet worden om voor overwerktoeslag in aanmerking te komen, voor fulltimers en parttimers hetzelfde is.

Bij een Duitse luchtvaartmaatschappij werkt sinds 2001 een piloot die vanaf 2010 in deeltijd gaat werken gedurende 90% van de arbeidstijd. Op grond van de toepasselijke cao’s worden vlieguren van een piloot tegen een basissalaris vergoed, maar wordt voor vlieguren boven bepaald aantal per maand een aanvullende vergoeding betaald die hoger is dan het basissalaris. De toepasselijke cao’s voorzien niet in verlaging van deze aantallen voor deeltijdwerkers op basis van hun deeltijdpercentage.
De piloot is van mening dat sprake is van een verboden onderscheid tussen fulltimers en parttimers. De bepaling in de Duitse wet die verboden onderscheid tussen fulltimers en parttimers verbiedt, is gebaseerd op Europese regelgeving. Als deze kwestie voor de Duitse rechter wordt gebracht, vraagt de Duitse rechter daarom aan het Hof van Justitie van de Europese Unie hoe het betreffende discriminatieverbod moet worden uitgelegd.
Het Hof stelt vast dat parttime piloten veel minder vaak in aanmerking zullen komen voor de hogere aanvullende vergoeding dan fulltimers. In verhouding tot hun arbeidstijd moeten parttime piloten meer presteren dan fulltime piloten, wat voor hen een grotere last betekent. Daarom is sprake van strijd met het verbod van ongelijke behandeling van fulltimers en parttimers, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor dit onderscheid bestaat.
De luchtvaartmaatschappij voert als objectieve rechtvaardiging aan dat met de aanvullende vergoeding compensatie wordt gegeven voor de bijzondere werkdruk die aan de vliegdienst is verbonden en de gevolgen die dat heeft voor de gezondheid van de piloten. Een verdere objectieve rechtvaardiging ziet de luchtvaartmaatschappij in het ontmoedigen van luchtvaartmaatschappijen om piloten bovenmatig in te zetten.
Het Hof toetst of de ongelijke behandeling voor dit doel voldoet aan de eisen dat deze passend en noodzakelijk is. Het Hof is van mening dat het onderscheid niet passend is omdat geen rekening wordt gehouden met de druk die een parttime piloot kan ervaren als gevolg van omstandigheden buiten het werk. Volgens het hof is het onderscheid evenmin noodzakelijk om het doel van het vermijden van bijzondere werkdruk te bereiken, aangezien maatregelen zoals een compensatieregeling voor gewerkte uren (tijd-voor-tijd), een systeem van rustdagen of zelfs het vaststellen van wekelijkse in plaats van maandelijkse drempels geschiktere maatregelen zouden zijn.
Het Hof verklaart daarom dat een regeling die als voorwaarde voor de betaling van een aanvullende vergoeding voor parttimers en fulltimers hetzelfde aantal werkuren stelt, met als doel om met die aanvullende vergoeding bijzondere werkdruk te compenseren, in strijd is met het verbod tot ongelijke behandeling van fulltimers en parttimers.

© 2022 Van Schayk V.O.F. in Veghel