Werkgever aansprakelijk voor schade wegens niet afsluiten van WIA-excedentverzekering

Een werkgever die niet genoeg informatie aan de rechter kon geven om de rechter in staat te stellen om te beoordelen of een arbeidsongeschikte werknemer recht had op een uitkering op grond van een WIA-excedentverzekering, werd veroordeeld om schadevergoeding aan de werknemer te betalen wegens het ontbreken van dekking van een WIA-excedentverzekering. De werknemer mocht volgens het hof verwachten dat ten behoeve van hem een dergelijke verzekering was afgesloten.

Bij een groot buitenlands bedrijf dat actief is in de it-sector werkt een werknemer die in juli 2017 arbeidsongeschikt uitvalt voor zijn werk. Later kent het UWV een IVA-uitkering aan hem toe omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De werknemer procedeert tegen de werkgever over de vraag of de werkgever aansprakelijk is voor het feit dat voor de werknemer geen WIA-excedentverzekering is afgesloten. Deze verzekering dekt voor de werknemer het risico van inkomensderving door arbeidsongeschiktheid voor dat deel van het loon dat het maximumdagloon te boven gaat en waarvoor de WIA derhalve geen uitkering verstrekt.
In hoger beroep draagt het gerechtshof de werkgever op om een groot aantal stukken te overleggen. De werkgever voldoet maar gedeeltelijk aan dit verzoek. Het hof concludeert daarom dat de werkgever het hof onvoldoende heeft geïnformeerd om te kunnen beoordelen wat de verzekeringssituatie van de werknemer is geweest in de jaren 2015 tot en met 2019.
Op grond van de wel overgelegde stukken kan volgens het hof niet worden uitgesloten dat in de jaren voorafgaand aan 2016 voor de werknemer een WIA-excedentverzekering van kracht was. Gelet op de hoogte van zijn inkomen had de werknemer bij deze verzekering groot belang. Volgens de werkgever is de pensioenregeling in 2016 gewijzigd, met als gevolg dat vanaf 1 januari 2016 voor alle werknemers een WGA-hiaatverzekering gold en dat slechts voor een beperkte groep werknemers die voorheen in dienst waren geweest van Philips (waartoe de werknemer niet behoort) een WIA-excedentverzekering gold.
Als gevolg van de gebrekkige informatie door de werkgever stelt het hof niet te kunnen uitsluiten dat aanvankelijk voor de werknemer wel een WIA-excedentverzekering heeft gegolden en dat daar ook premie voor is afgedragen, maar dat dit later is teruggedraaid. Als dat zou zijn gebeurd na de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van de werknemer is dat volgens het hof onzorgvuldig ten opzichte van de werknemer. Het eenzijdig beëindigen van de verzekering zonder daartoe strekkende mededeling aan de werknemer is volgens het hof in strijd met goed werkgeverschap.
Maar ook als voor de werknemer geen WIA-excedentverzekering tot stand is gekomen, is het hof van mening dat de werkgever in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld. In een presentatie aan (onder meer) de werknemer was medegedeeld dat een offerte zou volgen voor een WIA-excedentverzekering en de werknemer had nadien vanaf 2016 van een verzekeraar pensioenoverzichten ontvangen waarop was vermeld dat voor de werknemer een WIA-excedentverzekering was afgesloten. Dat dit een fout zou zijn van de tussenpersoon of de verzekeraar, zoals de werkgever stelt, doet daarbij volgens het hof niet ter zake: de tussenpersoon moet worden beschouwd als een hulppersoon van de verzekerde en de verzekeraar voert de pensioentoezegging van de werkgever uit.
Het gerechtshof concludeert dat de werkgever in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap en dat deze daarom gehouden is om de schade van de werknemer te vergoeden. Die schade bedraagt een bedrag van bijna een half miljoen euro, plus wettelijke rente.

© 2022 Van Schayk V.O.F. in Veghel