Werkgever moet aan werknemer een vergoeding betalen vanwege onveilige werkomgeving
De arbeidsovereenkomst met een werkneemster werd door de kantonrechter ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever moest daarbij, bovenop de transitievergoeding, een billijke vergoeding betalen vanwege het feit dat de werkneemster arbeidsongeschikt was geworden als gevolg van verbaal en psychisch geweld van de werkgever. De werkgever had daardoor niet gezorgd voor een veilige werkomgeving voor de werkneemster en dat was ernstig verwijtbaar.
Bij een familiebedrijf dat zich bezig houdt met het reinigen van tankwagens, tankcontainers en opleggers, werkt sinds 2019 een 23-jarige baliemedewerkster. Haar leidinggevende is de zoon van de directeur-grootaandeelhouder van het bedrijf. In maart 2021 meldt de werkneemster zich ziek. In april 2022 stelt zij de werkgever aansprakelijk voor de schade die zij lijdt doordat de werkgever zijn zorgplicht voor een veilige werkomgeving schendt. Zij klaagt over de wijze waarop haar leidinggevende vaak reageert op fouten en foutjes van haar en haar collega’s. Hij begint dan te schreeuwen op soms enkele millimeters afstand van het gezicht van degene die de fout heeft gemaakt, scheldt de betrokkene uit en als hij uitgeschreeuwd is smijt hij met de deuren. Daarnaast maakt de leidinggevende opmerkingen over het uiterlijk van de twee collega-baliemedewerksters en als de werkneemster daar dan wat van zei, kreeg zij van de leidinggevende de volle laag.
In augustus 2020 had de werkneemster van de leidinggevende een briefje gekregen waarin stond dat zij mooi en sexy was. De werkneemster was daarvan niet gediend en had dat besproken met een collega die in de onderneming onder meer de zorg had over de arbeidsomstandigheden. Die had het met de leidinggevende besproken en de leidinggevende zou zijn excuses aanbieden, maar had dat niet gedaan.
Een tijd later had de leidinggevende de werkneemster laten weten dat hij verliefd op haar was. De werkneemster had daarop medegedeeld dat dit niet wederzijds was. Daarop was de leidinggevende zich aan de werkneemster gaan opdringen: hij staarde haar voortdurend aan, had zijn bureau verplaatst zodat hij direct achter de werkneemster zat en begon met het voortdurend maken van vervelende opmerkingen. De ziekmelding was het gevolg van een incident waarbij de leidinggevende weer eens agressief en boos was geworden.
Nadat eerst nog tevergeefs was geprobeerd om een gesprek te voeren en nadat ook een mediationpoging was gestrand, had de werkgeefster de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter had dat gedaan met toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 10.000.
Als de werkgever hoger beroep instelt bij het gerechtshof, doet de werkneemster dat ook. Zij vraagt daarbij om toekenning van een billijke vergoeding van € 60.000. Het gerechtshof moet dan beoordelen of de werkneemster recht heeft op een billijke vergoeding en zo ja, hoe hoog die zou moeten zijn.
Het gerechtshof is van mening dat de werkgever de stellingen van de werkneemster, die werden bevestigd door twee verklaringen van ex-collega’s, onvoldoende heeft betwist. Daarmee is volgens het hof voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een onveilige werkomgeving en dat de werkneemster daardoor arbeidsongeschikt is geworden. De werkgever moest op grond van de wet de psychosociale arbeidsbelasting van de werkneemster beperken en het is ernstig verwijtbaar dat de werkgever dat niet heeft gedaan doordat sprake was geweest van verbaal en psychisch geweld. De werkgever moet daarom een billijke vergoeding betalen.
De hoogte van deze billijke vergoeding bepaalt het gerechtshof op € 4.000. Daarbij is voor het hof van belang dat de werkneemster ander werk had met ingang van de dag waarop de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter werd ontbonden. Ook weegt voor het hof mee dat de werkgever tijdens de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster heeft geprobeerd om de arbeidsverhouding te herstellen. Tenslotte is de korte duur van het dienstverband voor het hof van belang.
De door de werkneemster verzochte billijke vergoeding van € 60.000 was gebaseerd op de verwachting dat de werkneemster normaliter nog zeker vijf jaar voor de werkgever zou hebben kunnen werken. Het gerechtshof gaat er echter van uit dat de werkneemster ook dan ander werk gezocht zou hebben.