Bedrijf moet loon betalen aan werkneemster, ondanks dat niet vaststaat dat zij in dienst was van dat bedrijf
Op grond van het feit dat een bedrijf opdrachtgever was van het bedrijf waarbij een werkneemster in dienst zou zijn geweest, kan het eerstgenoemde bedrijf worden verplicht om het door laatstgenoemd bedrijf niet betaalde loon te voldoen.
In december 2021 gaat een werkneemster een arbeidsovereenkomst aan met een bedrijf, voor wie zij als koerier zal gaan werken. De arbeidsovereenkomst vermeldt echter als werkgever de naam van een ander bedrijf. Als de werkneemster in januari ziek uitvalt en vanaf februari geen loon meer betaald krijgt, dagvaardt zij beide bedrijven in kort geding om het loon alsnog betaald te krijgen. Omdat beide bedrijven niet in de procedure verschijnen, wordt elk van beide partijen bij verstek veroordeeld om het loon aan de werkneemster te betalen. De werkneemster kan daardoor beide partijen aanspreken tot betaling van het loon. Op welke van beide partijen de verplichting tot het betalen van het loon uiteindelijk rust, moeten zij daarbij zelf maar onder elkaar uitzoeken.
Het bedrijf waarvan de naam op de arbeidsovereenkomst was vermeld tekent vervolgens verzet aan tegen het verstekvonnis. In de verzetprocedure stelt het bedrijf dat de werkneemster niet bij haar in dienst was, dat het andere bedrijf ook niet bevoegd was om namens haar een arbeidsovereenkomst aan te gaan en dat het het andere bedrijf was dat eerder het loon van de werkneemster betaalde. Toch veroordeelt de kantonrechter het bedrijf waarvan de naam op de arbeidsovereenkomst was vermeld tot betaling van het loon. Volgens de kantonrechter maakt het niet uit bij welk bedrijf de werkneemster in dienst was. Ook als zij niet de werkgeefster was moet zij het loon betalen, omdat zij in elk geval de opdrachtgeefster was van het bedrijf waarbij de werkneemster dan wel in dienst zou zijn en omdat zij als zodanig op grond van de wet aansprakelijk was voor de betaling van het loon dat het bedrijf van de opdrachtnemer had moeten voldoen. Het bedrijf moet ook een loonstrook aan de werkneemster verstrekken. De wettelijke verhoging wegens niet tijdige betaling van het loon blijft het bedrijf echter bespaard omdat niet vaststaat dat het bedrijf de werkgeefster was.
In hoger beroep stelt het bedrijf nog eens dat zij geen arbeidsovereenkomst met de werkneemster was aangegaan en ook dat haar niet kan worden verweten dat het loon niet betaald is. Het bedrijf stelt ook geen loonstrook te kunnen verstrekken omdat zij dan ook nog eens loonheffing zou moeten afdragen. Het gerechtshof laat echter het vonnis van de kantonrechter in stand. Omdat het bedrijf niet betwist dat zij opdrachtgever was van het bedrijf waar de werkneemster dan wel in dienst zou zijn, was zij hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon, tenzij zij aannemelijk zou kunnen maken dat haar niet kan worden verweten dat het loon niet is betaald. Dat laatste is alleen het geval als het bedrijf zou kunnen aantonen dat vooraf maatregelen zijn getroffen om de betaling van het loon te waarborgen (bijvoorbeeld het werken met een gecertificeerde opdrachtnemer) of als dat achteraf zou zijn gebeurd (bijvoorbeeld door te controleren of de werkgever de loonbetalingen uitvoerde). Nu daarvan niets is gebleken, is het bedrijf terecht veroordeeld tot betaling van het loon.
Het gerechtshof is van mening dat het bedrijf ook een loonstrook aan de werkneemster moet verstrekken, zelfs als dat zou betekenen dat zij ook de loonheffing moet betalen. Het doel van de loonstrook is het verstrekken van informatie over het betaalde loon aan de werkneemster en het ligt volgens het hof voor de hand dat degene die het loon betaalt die informatie ook verstrekt.