Pizzeria aansprakelijk voor schade door verkeersongeval van zelfstandige pizzabezorger

Een pizzeria was aansprakelijk voor de schade die een pizzabezorger leed doordat hij met de auto van de pizzeria tegen een boom reed. Dat de pizzeria met de pizzabezorger geen arbeidsovereenkomst had, deed niet terzake.

Een 18-jarige pizzabezorger raakt tijdens het bezorgen van een pizza betrokken bij een verkeersongeval. Hij raakt met de wielen van de auto aan de rechterzijde van het wegdek af en bij een stuurcorrectie komt hij uiteindelijk aan de linkerzijde van de weg tegen een boom tot stilstand. De pizzabezorger raakt daarbij ernstig gewond. Hij ligt ruim een maand op de intensive careafdeling van een universitair ziekenhuis en moet later nog in een gewoon ziekenhuis revalideren. De auto was eigendom van één van de eigenaren van de pizzeria.
Voor de auto was alleen een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten, zodat de schade van de pizzabezorger als bestuurder van de auto niet door de verzekering gedekt was. Als de pizzabezorger de pizzeria aansprakelijk stelt voor de door hem geleden schade, verweert de pizzeria zich met de stelling dat tussen de pizzeria en de pizzabezorger geen arbeidsovereenkomst bestond. Als de zaak voor de rechter wordt gebracht gaat de kantonrechter in dat verweer mee, maar in hoger beroep oordeelt het gerechtshof anders.
Het gerechtshof laat in het midden of een arbeidsovereenkomst bestaat, aangezien de aansprakelijkheid van de pizzeria voor de schade van de pizzabezorger ook kan worden gebaseerd op een wetsbepaling in het Burgerlijk Wetboek die ook een niet-werkgever aansprakelijk maakt voor de schade van een ingeschakelde arbeidskracht.
Voor die aansprakelijkheid is allereerst vereist dat de pizzeria heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Dat het bezorgen van pizza’s behoort tot de bedrijfsuitoefening van de pizzeria stond niet ter discussie.
Verder moet de schade tijdens het verrichten van de werkzaamheden zijn ontstaan. Ook aan deze voorwaarde is voldaan omdat de pizzabezorger op de terugweg was van het bezorgen van een pizza.
Tenslotte moet de arbeidskracht zich voor wat betreft de door de opdrachtgever in acht te nemen zorgverplichting ten aanzien van zijn veiligheid in een vergelijkbare positie bevinden als een werknemer. Of dat het geval is, is afhankelijk van de feitelijke verhouding, de aard van de werkzaamheden en de werkomstandigheden. Uit gewisselde berichten in Whatsapp leidt het hof af dat de pizzabezorger geregeld werkzaamheden voor de pizzeria verrichtte, bestaande uit het met de auto bezorgen van pizza’s, dat dat gebeurde om er geld mee te verdienen (de pizzabezorger kreeg aan het einde van elke dag contant betaald) en dat (anders dan de pizzeria had gesteld) niet sprake was van een “vriendendienst”, omdat de pizzabezorger al sinds enkele maanden pizza’s bezorgde en dus geen sprake was van het incidenteel bezorgen van een pizza. Voor het oordeel van het hof speelde ook een rol dat de pizzabezorger een auto en portemonnee van de pizzeria meekreeg. Daaruit blijkt volgens het hof dat de werkzaamheden van de pizzabezorger waren ingebed in de organisatie van de pizzeria: de pizzabezorger werkte niet alleen voor de pizzeria, maar ook in de pizzeria. Hij was voor de zorg voor zijn veiligheid ook afhankelijk van de pizzeria. Hij had bijvoorbeeld geen invloed op de keuze van de auto waarmee hij de pizza bezorgde en het onderhoud of de verzekering van die auto.
Daarmee stond voor het gerechtshof vast dat de pizzabezorger onder de werking van de wetsbepaling valt betreffende de aansprakelijkheid van de werkgever bij onveilige werkomstandigheden. De pizzeria probeert nog onder die aansprakelijkheid uit te komen, maar dat lukt ook niet. De stelling van de pizzeria dat de pizzabezorger in de pizzeria aanwezig was om te eten, niet om te werken, en dat hij de auto had geleend voor privé-doeleinden wordt door het hof weerlegd op basis van Whatsappberichten waaruit blijkt dat de pizzeria voor die dag nog bezorgers zocht. Bovendien lag het bezorgen van de pizza in lijn van de eerdere werkzaamheden van de pizzabezorger. Aan een andersluidende getuigenverklaring die door de pizzeria wordt overgelegd wordt door het hof geen waarde gehecht, omdat die verklaring pas bijna drie jaar na het ongeval is opgesteld.
De pizzeria kan aan de aansprakelijkheid ontkomen door gemotiveerd te stellen dat aan de zorgverplichting voor de veiligheid is voldaan. Het hof is echter van mening dat de pizzeria daartoe niet genoeg gesteld heeft. Dat de auto een APK-keuring heeft gehad en bij een garage in onderhoud was, is volgens het hof niet voldoende. De auto was 15 jaar oud en de pizzeria had onvoldoende onderbouwd dat de auto ten tijde van het ongeval in goede staat verkeerde.
De pizzeria kan dan tenslotte nog aan aansprakelijkheid ontkomen door te bewijzen dat sprake was van bewuste roekeloosheid van de pizzabezorger. De pizzeria had in dat verband gesteld dat de bezorger vaak te hard reed, tijdens het rijden Whatsappberichten verzond en geen veiligheidsgordel droeg. Het gerechtshof stelde daar echter tegenover dat de pizzeria de pizzabezorger dan meer indringend had moeten instrueren om zich aan de verkeersregels te houden. Ook een getuigenverklaring waaruit bleek dat de pizzabezorger kort voor het ongeval een automobilist met hoge snelheid had ingehaald, mocht de pizzeria niet baten. Volgens het hof bewees dat niet dat de pizzabezorger ook ten tijde van het ongeval te hard reed. Het niet dragen van de gordel was door de pizzabezorger betwist. Voor een uitzondering op de aansprakelijkheid van de pizzeria zou bovendien vereist zijn geweest dat bewezen werd dat de pizzabezorger zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval bewust moet zijn geweest van het roekeloze karakter van het niet dragen van de gordel.

© 2022 Van Schayk V.O.F. in Veghel