Recht op bonus tijdens ziekte

Een werknemer die in een deel van een kalenderjaar ziek was geweest had over dat hele kalenderjaar recht op een bonus conform de met de werkgever overeengekomen bonusregeling. Om de hoogte van die bonus te bepalen ging de kantonrechter uit van het gemiddelde van de bonus over de drie voorafgaande kalenderjaren.

Bij een groothandel in reinigingsmiddelen was gedurende 17 jaar een accountmanager in dienst geweest. De arbeidsovereenkomst was per 1 januari 2022 door de kantonrechter ontbonden. De kantonrechter had daarbij aan de werknemer niet alleen de transitievergoeding toegekend, maar ook een billijke vergoeding, omdat sprake was geweest van ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever. Vanaf 9 augustus 2021 was de werknemer ziek geweest, vanwege een arbeidsconflict met de werkgever. Die ziekmelding was weer het gevolg van de schorsing van de werknemer door de werkgever, waarvan de kantonrechter had geoordeeld dat deze niet terecht was geweest.
Met de werknemer had de werkgever een bonusregeling getroffen die de werknemer recht gaf op een deel van de brutomarge die de werkgever behaalde op de omzet in het deel van de onderneming waarin de werknemer werkzaam was. Op het moment waarop de kantonrechter besloot om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, was de bonus over 2021 nog niet opeisbaar, zodat de kantonrechter in de ontbindingsprocedure nog geen uitspraak over het recht op de bonus van 2021 kon doen. Toen partijen vervolgens ook een geschil kregen over de hoogte van de bonus, was daarom een afzonderlijke procedure bij de kantonrechter noodzakelijk om vast te stellen op welk bedrag aan bonus de werknemer over het jaar 2021 recht had.
Eén van de geschilpunten over de hoogte van de bonus betrof de vraag of de werknemer ook tijdens de periode waarin hij ziek was geweest recht had op de bonus. Volgens de werkgever bracht een redelijke uitleg van de bonusregeling met zich mee dat gekeken moest worden naar de actieve prestatie van de werknemer. Omdat die van 9 augustus 2021 tot en met 31 december 2021 ziek was geweest en geen enkele bijdrage had geleverd aan het resultaat van het deel van de onderneming waarin de werknemer werkzaam was geweest, zou de werknemer maar recht hebben op 60% van de bonus. De werknemer wijst er daartegenover op dat de bonusregeling enkel is gebaseerd op de totale brutomarge en dat de bonus daarmee niet is gekoppeld aan zijn persoonlijke bijdrage aan dat resultaat.
De kantonrechter wijst partijen tijden de zitting op de wettelijke bepaling omtrent het recht van de werknemer op loondoorbetaling tijdens ziekte, ook voor variabel loon. Dat leidt tot een discussie tussen partijen over de vraag in wiens risicosfeer het lag dat de werknemer geen arbeid verrichtte. De kantonrechter is van mening dat ziekte een oorzaak is die voor rekening van de werkgever komt, ook al houdt de ziekte verband met het arbeidsconflict. De kantonrechter ziet de bonusregeling daarbij niet als een zuivere winstdelingsregeling. De bonus wordt bepaald door brutomarges waarop de inspanningen van de werknemer gedurende meerdere jaren op van invloed zijn. De werknemer had invloed op de hoogte van de bonus door voor de werkgever cliënten binnen te halen en binnen te houden.
De bonus is “niet naar tijdsruimte vastgesteld loon” in de zin van de wet, waarover de wet bepaalt dat de werknemer recht heeft op zo veel loon als de werknemer had kunnen verdienen als hij niet ziek zou zijn geweest. De werknemer is van mening dat dit betekent dat hij recht heeft op de hele bonus van 2021. De werkgever is van mening dat moet worden uitgegaan van de gemiddelde bonus over de voorgaande zeven jaar. De kantonrechter gaat uit van een gebruikelijke en redelijke referteperiode van drie jaar. Het recht op doorbetaling van de bonus wordt door de kantonrechter daarom gebaseerd op het gemiddelde van de bonus van 2018, 2019 en 2020.

© 2022 Van Schayk V.O.F. in Veghel