Werkgever moet overwerkvergoeding betalen ondanks afspraak dat deze in salaris was begrepen
Bij een bedrijf dat video’s maakt treedt op 1 oktober 2022 een werknemer in dienst in de functie van video editor. Het salaris van de werknemer wordt afgesproken op € 2.400 bruto per maand inclusief vakantietoeslag voor 40 uur per week. In de arbeidsovereenkomst is vermeld dat het werk met zich mee kan brengen dat meer dan gemiddeld 40 uur per week wordt besteed en dat de vergoeding voor dat overwerk in het salaris is begrepen. Op de arbeidsovereenkomst is geen cao van toepassing.
In januari 2023 is de werknemer ziek uitgevallen. Op 30 september 2023 is de arbeidsovereenkomst geëindigd door het verstrijken van de overeengekomen duur. De arbeidsovereenkomst is daarbij niet verlengd.
Na het einde van de arbeidsovereenkomst vordert de werknemer een bedrag van ruim € 2.000 als vergoeding voor 154 overuren. Ook vordert hij betaling van de vakantietoeslag en van een bedrag van bijna € 500 wegens gemaakte onkosten. Aan de vordering tot betaling van overuren legt de werknemer de stelling ten grondslag dat hij voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst meerdere dagen heeft gewerkt waarvan was toegezegd dat die uren in tijd of geld vergoed zouden worden. Verder stelt de werknemer dat hij vrijwel elke dag moest overwerken. Over de maand oktober 2022 vordert de werknemer niets omdat hij over die maand zijn uren niet heeft bijgehouden, maar in november en december 2022 gaat het om overwerk op vier dagen in het weekend en op drie doordeweekse avonden.
De werkgever voert als verweer dat met de werknemer is overeengekomen dat de overuren in het salaris zijn begrepen. Verder stelt de werkgever dat de werknemer voor het verrichte overwerk al compensatie heeft gekregen in de vorm van extra vrije tijd. De werknemer is bovendien volgens de werkgever verschillende keren ernstig tekortgeschoten in zijn werkzaamheden en is lange tijd ziek geweest. Volgens de werkgever is de werknemer al met al ruimschoots gecompenseerd voor zijn overuren. Tijdens de zitting van de kantonrechter is de werkgever niet aanwezig of vertegenwoordigd.
De kantonrechter oordeelt dat het aantal overuren door de werkgever niet is betwist. Ook is de stelling van de werknemer dat bij de vergoeding van overwerkuren al rekening is gehouden met de compensatie in tijd door de werkgever niet betwist. Het aantal overuren staat volgens de kantonrechter niet in verhouding tot de vergoeding voor overuren die in het loon is verdisconteerd. Op grond van goed werkgeverschap moet de werkgever de overuren daarom vergoeden. Volgens de kantonrechter kan een werkgever van een werknemer niet verwachten dat hij zoveel extra werk verricht zonder extra beloning of compensatie.
Het verweer omtrent de ziekte van de werknemer treft ook geen doel. Als de werkgever twijfelde aan de ziekmelding van de werknemer had hij een bedrijfsarts moeten inschakelen. En als de werknemer ziek is, staan ziektedagen niet gelijk aan vrije tijd. De vordering tot vergoeding van de overuren wordt daarom door de kantonrechter toegewezen, met wettelijke rente en met de wettelijke verhoging wegens te late betaling. De wettelijke verhoging wordt daarbij gematigd tot 25%.
De vorderingen tot betaling van de vakantietoeslag en de onkostenvergoeding worden ook toegewezen, omdat de werkgever die niet heeft betwist.